7. Noderstraun
Het strand ligt leeg en breed,
met eb in het dode van de getijden.
De wind, de roep van een vogel,
ik merk alleen het grote zwijgen.
Wat schelpen en hout en wier,
de kleine maat van 't grote, ruime.
Nog kleiner ding is hier:
een mens, verloren en verkleumd.
Pita Grilk
|